zondag 21 juni 2015

Gewoon toeteren met die handel

De eerste violen moeten wel: alle noten een paar maten van te voren zien aankomen, sowieso het stuk uit hun hoofd kennen inclusief dat van de tweede violen, want hey, die moet je in de gaten houden. Hebben ook een speciale band met de dirigent, al was het alleen maar omdat ze dichtbij zitten (okay, en de hoofdmelodie of eerste stem voeren). De eerste violen, ook de tweede, zijn echt van een ander slag dan de altviolen. Die zijn nou eenmaal wat bescheidener. Of de slagwerker dan. Die sjokt rustig ritmisch naar zijn pauken. Tuurlijk kent hij het stuk, maar slagwerk jongens, dat kun je of dat kun je niet. En als je het kunt, dan beheers je alle ritmes, je slaat met links rustig 8 tellen in de maat en met rechts 15. No problemos, kom maar op met je Shostakovich.

Dan cellisten en de mannen en vrouwen met de contrabas. Die vallen in een heel orkest als figuur niet op, maar man, wat voel je ze. Ook als het niet Yo-Yo-Ma is die speelt. De grote strijkers, die zijn de onderstroom, met hun prachtige klankkasten, die met zo’n klein pinnetje in een plankje vaststaan.
De blazers. Is weer heel ander volk. Die staan misschien wel dichter bij hun instrument. Ze zitten ten slotte met hun mond aan het koper, zilver, hout of goud. Een violist heeft zijn strijkstok niet in zijn mond, de dirigent staat ook niet op zijn duim te zuigen en de paukenist steekt zijn stokken ook niet achter zijn oor. Zou wel cool zijn, trouwens. Blazers, die zijn anders.

Gek eigenlijk, dat als je aan een muziekstuk denkt, je aan de eerste violen denkt. Ik ook. Totdat je weet dat er in veel orkesten ook een trompetje mee zit te blazen. Ik bedoel niet de officiele trompettist in de blazerssectie, maar een gewoon trompetje. Die heeft niet alle stukken uit haar hoofd geleerd, valt weleens te laat in, wat nogal erg is, zit weleens met de verkeerde partituur, wat nog veel erger is en kijkt soms per ongeluk net te vaak de zaal in om te zien of die-en-die er al zijn. Oops dirigent sorry ik zag je even niet. Dat gebeurt allemaal. Het trompetje heeft zich echt wel voorbereid, maar ook weer niet extreem. En dat is goed. Vertrouwen op wat je nog gaan kunnen, ook al heb je niet de first idea over hoe het allemaal precies moet. Dat klinkt dapper, is het ook. Voor de helft. De andere helft bestaat uit Ik-Zie-Wel (10%), Hopen-dat-de-rest-het-wel-heeft-ingestudeerd (10%) en .... dan heb je nog een leeg vakje over van 30%. Daar moet dat Vertrouwen in. Dat kun je niet kopen, niet lenen, niet namaken, niet niks. Alleen krijgen.
Hoe?
Op z’n trompets gezegd: gewoon toeteren met die handel.