vrijdag 11 september 2015

TrompetDingetje


Nou dat is wel een dingetje hoor, dat van wat zij toen tegen hem zei. Dat van Rutte en Schippers over die medicijnen, ook wel een dingetje. En hoe heet-ie, jeweetwel, dingetje, wat had die ook al weer gedaan, een of ander niet zo heel cool dingetje. Ik moet wel toegeven, dat ik dat van die vluchtelingen bij de grens tussen Duitsland en Denemarken niet eens een dingetje, maar een behoorlijk ding vind. Daar had ik het met dingetje over en die zei dat dingetje Merkel daar ook wel een ding mee had. Wat heb je trouwens in je haar, een of ander groen dingetje, ben je net buiten geweest? Wacht het beweegt geloof ik, ieuw, daar heb ik wel een dingetje mee, met spinnen. Ik zag vorige week dingetje, van eeh, hoeheetdie, nou ja hoe dan ook, die heeft dus een dingetje met haar man, of wacht, nee natuurlijk niet, met de man van iemand anders, ja sorry ik vergis me er gebeuren ook zoveel dingen. Sommige dingen zijn echt zo erg, dat zijn echt dingetjes, dat hakt er bij mij wel in hoor, nou. Dingetjes met je kinderen ofzo, of met je gezondheid, man, dat zijn me de dingetjes wel. Kijk vroeger was ik heel anders, zo tegen de 50 krijg je toch meer dingetjes, of wat grotere dingetjes. Dan vind ik het echt een heel ding dat iemand je dan toch een lekker ding vindt. Ik ben trouwens wel blij met dat hele dingetje, vroeger noemden we dat smurfen. Is dingetje toch beter, het zou voor mij echt wel een dingetje zijn als iemand zei dat-ie er wel een smurfje mee had, met die evacuatie van het amc of dat die smeltende ijskap toch ook best een smurf is. Dan maar een dingetje, je hebt toch liever een dingetje in je haar - of waar dan ook - dan een smurfje? Zie me al naar de dokter gaan: dokter, het lijkt wel of ik hier een smurfje heb zitten, daar heb ik wel een beetje een smurfje mee, want je hoort zoveel dingen over smurfjes. Wat zegt u dokter, of ik in de war ben? Noujaaa zeg. Ze laten ook iedereen die ook maar een beetje een dingetje uit zijn hoofd kan leren, smurf worden.

zondag 30 augustus 2015

GenerationTrumpet. De 5 verschillen die we niet willen zien.

Als je tegen de 50 bent, denk je dat je tegen de 30 bent. Op zijn hoogst. Je brein heeft geen indeling in getallen, het is en blijft daarboven gewoon een frisse boel. Dat je haren vergrijzen, heeft helemaal niets met je gevoelsleeftijd te maken. Evenmin als de kreukeltjes, de kraakjes, de rolletjes en de vlekjes. Dat is alleen maar de buitenkant joh. Je bent namelijk zo jong, als je je voelt. Op zich zou ik dan zeggen: breek me de bek niet los, maar daar gaat het nu even niet over. Het gaat over jou, lieve lezer, die denkt dat 50 hetzelfde is als 30, of soms zelfs 15.


Om je een beetje op weg te helpen, heb ik de 5 belangrijkste verschillen tussen ‘tegen de 50’ en ‘15’ voor je op een rij gezet. Voor mezelf ook niet leuk, maar ja, zure appels he.

1. Telefoon.
De gemiddelde 15-jarige typt vrijwel altijd met 2 handen berichtjes in. Aantal aanslagen per minuut ligt al gauw op de 150. Iemand van 40+ zit meestal met 1 vinger te tikken. Aantal aanslagen per minuut rond de 50, waarvan dan ook nog de helft overnieuw moet, omdat je verkeerd zat te tikken.
2. Het woord telefoon.
Ben je 15, dan heb je het met droge ogen over je ‘telefoon’ ook al weet je niet eens wat dat hele woord betekent en bel je alleen als het echt niet anders kan, bijvoorbeeld om te vragen waar je gymspullen zijn. Ben je 30 jaar verder, dan zeg je nog rustig ‘mobieltje’. Mobieltje. Kweenie hoor.
3. Taal.
Ben je 15, dan heb je er totaal geen moeite mee om de helft van de tijd netflixengels en youtubeengels te praten. I don’t know. Als ik dat als 49- jarige doe, dan moet ik oppassen. Ik kan nu eenmaal niet tegen de buurman zeggen: yo, cool story, bro.

Trek je het nog, lieve lezer met misschien wel bijna een halve eeuw achter de kiezen?

4. Straf.
De gemiddelde 15-jarige weet nauwelijks wat straf is. Komt door de generatie die hen heeft opgevoed. Die doet namelijk aan beloning van goed gedrag. Lieverds, dat is een misvatting. Anders zouden we toch bakken met geld van de belastingdienst krijgen? Maar nee, wij gaan bij onze kinderen gewoon voor de beloning, want straffen is niet goed. Kan wat inzitten, maar als ik met een gangetje van 100 kmu door het rode dorpsstoplicht jakker, dan mag ik blij zijn dat ik er met alleen een boete vanaf kom. Gaat de politie echt niet met me in gesprek. De 15-jarige weet dat, die weet dat alleen belonen nergens op slaat, maar die zegt er niks van. Slimmerds. Gaat gewoon lekker tegen het gezag van de middelbare school in, want hey, wat nou straffen?
5. Idealen.
Toen ik in de jaren 80 een studie koos, ging ik voor een soort ideaal. Ik werd namelijk ziekenhuisdirecteur en man, jonge, wat zou dat een verademing zijn voor al die patienten. Dat ideaal verbleekte nog voor ik afstudeerde. Japans was een goede tweede, had wel iets meer van Ideaal. Heel even dan, want op stage in Tokio moest ik de prullenbakken van de mannen legen. Foetsie ideaal. Was wel een leuke studie trouwens.
De 15-jarige van nu kiest toch ietsje vaker voor Praktisch: kan ik daar geld mee verdienen, is het leuk genoeg en moet ik er veel voor lenen? Terwijl de juffen en meesters op de basisschool je als ouders steeds voorhielden, dat het veeeeel belangrijker is dat je kind het fijn heeft in de groep. Dat kind kiest nu misschien wel voor een studie die de baan met het grootste shoppotentieel oplevert.

Ps als je nog ‘lagere school’ zegt, dan weet ik het ook niet meer. Zelfde geldt voor geld: zeg je nog weleens kwartje of dubbeltje? Geeft niks hoor, als je voor een dubbeltje bent geboren, ben je toch nog altijd twee stuivers waard. Stuivers moeten er ook zijn.

Gelukkig zijn er ook vergelijkingen, waar je als 40+ goed afkomt. Ik kan ze zou gauw niet bedenken, maar als ik er een paar heb, dan meld ik me.



zondag 16 augustus 2015

Sanitairblok

 Je moet eens uitrekenen hoeveel water je als gezin wegspoelt. Per dag en dan vaak nog warm water ook. Liters en liters. Wie weet er wat zijn jaarlijkse waterverbruik is? Ik wel maar ik zeg het niet. Vervolgens moet je bijvoorbeeld die douche ook nog schoonmaken. Met water. Dat kost me toch een tijd! Douchen zelf kost ook veel tijd. Even een break-down: kleding pakken, droge handdoek zoeken, terug voor schone onderbroek, uitkleden, douchen, hehe lekker warm even bijkomen, even shampootje doen, conditioner hmm lekker, oja even wassen en dan nog heeeeel even afspoelen. Daarna afdrogen, insmeren (doe ik nooit, vind ik niks), aankleden, make-up eraf (ook niet aan de orde bij mij) en dan nog even tandenpoetsen. Je bent zo twee uur verder als iedereen ’s avonds gaat douchen.

En dan ben ik zelf een flitsdoucher. Niet iedereen is dat. Dan ontstaan Situaties, die iedereen kent die ook maar 1 badkamer heeft. En maar 2 wc’s. En een afwasmachine. Maar ik heb een plan. Geniaal eenvoudig. Ik heb het plan ontwikkeld tijdens een korte, onverwachte toegiftvakantie. Voor het eerst kamperend, met het gezin. Caravan stond al klaar, dat had een lieverd van een vriend geregeld. Daar zaten we dan ineens. Op een tuinstoel, naar de andere caravans en campers te kijken. Vroeger heb ik vaak, echt heel vaak gekampeerd, dus ik wist nog veel. Wat me opviel, is dat kampeerders elkaar niet meer gedag zeggen. Raar. En ze staan hun haar te fohnen in het toiletgebouw. Dat vind ik onkampeerderig.

Terug naar het plan. Tijdens de korte kampeervakantie ontdekten we de luxe van een muntjesmachine bij de douche. Bij de 5 douches. De eerste dagen hadden we 3 muntjes te verdelen onder ons vijven dus ik heb steeds warm gedoucht. Daarna hebben we muntenrollen gehaald bij de bank.

Ik hoef het plan denk ik niet uit te leggen. We hebben een vrij grote tuin, de gemeente zal vast niet moeilijk doen over een extra rioleringsbuisje en hey je hebt meteen een vakantiegevoel. Daarom mijn vraag: Wie heeft er een sanitairblok te koop? Liefst met 5 douches, 5 wc’s en een hahahaha afwas-unit. Alhoewel, 4 douches ook goed, want ik mag binnen douchen denk ik. Vraag het wel even aan de neuroloog, maar die zal het wel met me eens zijn.

Ps wel met muntenmachine.

zondag 26 juli 2015

VakantieToeter


Dit jaar weten we het zeker: volgend jaar nemen we de helft mee. Ik koop 5 tassen, niet te groot, en daar moet iedereen z’n eigen spullen in doen. Plus 1 tas voor Voer-voor-Onderweg en 1 tas met Onvoorzien. Okay, en 1 tas met opladers.

Je wist het eigenlijk al op de heenweg, toen je bij de tweede stop je autodeur niet meer kon openen zonder dat er een slipper, een zonnebril of een flesje water uitviel. Dat verklaart trouwens meteen die eenzame schoenen en slippers die je soms langs de weg ziet liggen. Volgend jaar is dat dus voorbij.

Onderweg doe ik wat onderzoek naar hoe andere mensen hun auto inpakken. Zit er een boodschappentas tegen het zijraam geperst? Hebben de kinderen achterin zo’n georganiseerd hangtasding om de voorstoel, zodat ze alles lekker bij de hand hebben? Ligt de moeder totaal uitgenokt tegen het raam te snurken met haar hoofd op een opgepropte trui en haar voeten op het dashboard (die had geen tijd meer om haar nagels te lakken, dat is wel duidelijk). En hoever zakt die auto wel niet dooooor joh! Die hebben vast voor 3 weken mayo, pindakaas en poederaardappelpuree bij zich.

Gisteren zagen we een gewassen auto, met gewassen mensen en gewassen mountainbikes. Op de terugweg he, de terugweg. Misschien was dat wel een showmodel met showmensen om de rijdende prullenbakken tot voorbeeld te dienen.

Je ziet alle varianten voorbij komen. Soms haal je ze drie keer in, dus dan kun je nog even wat checken. Vooral bij de nette varianten voel ik een soort van jaloezie. Die hadden natuurlijk alles al een dag van te voren ingepakt, lagen de avond voor vertrek lekker vroeg in bed en hoefden ’s ochtends niet nog de koelkast leeg te maken of de afwasmachine uit te ruimen. Of op te zoeken waar ze heen gingen. Ze komen ook voor sluitingstijd van de receptie aan op bestemming en hoeven niet met een zaklantaarn op zoek naar een sleutel, een huisje en een lichtknopje. Dat is maar goed ook, want die zaklantaarn hebben ze mooi niet bij zich. Evenmin als die 4 extra badhanddoeken, die cafetiere, laptop, karabijnhaken, waslijn, 6 boeken, medicijnen voor een jaar want je weet maar niet . Als die nette types een steentje door de autoruit krijgen, hebben ze dus ook never nooit een reserve-plastic-raam bij zich. Wij wel, want wij weten dat het nodig kan zijn. Die nette vakantiegangers hebben ook geen ductape, wifi versterker, victorinox zakmes, schroevendraaier, opwindbare (extra) zaklamp en waxinelichtjes met lucifers bij zich. Wij wel. Wij hebben nog net geen bloedplasma bij ons, maar het scheelt niet veel.

Eigenlijk zijn wij dus veel beter voorbereid. Eigenlijk is het dus niet verantwoord, dat die nette mensen gewoon zonder swiss army knife, laat staan reserveruit, op pad gaan. Je snapt niet, dat ze dat durven. Typische Hollandse netheid. Jaja. Ik noem het roekeloos gedrag. Vanaf nu ga ik naar ze toeteren, zakmes tussen de tanden, mijnlamp om m’n hoofd, dan snappen ze het denk ik wel.

Want je kunt er donder op zeggen, dat de mevrouw van het noodnummer van de ANWB of je reisverzekering in het vervolg vraagt: hoeveel functies heeft uw zakmes? 12? Ja, wat denk je zelf! Daar komen we niet voor, hoor. En die reserve-ruit, hoeveel laags is die? Enkel? Sorry, nette meneer, zorg eerst maar eens voor een fatsoenlijk setje karabijnhaken, wifi-routertje en een zakje plasma, dan praten we verder. Fijne dag nog hoor, en zo duur zijn die taxi's daar niet. En niet nog een keer bellen he, andere mensen hebben het harder nodig.

maandag 22 juni 2015

Toot like nobody’s business


First violinists must be able to anticipate every note a few bars in advance, and know the piece by heart, including that of the second violinists, because hey, you’ve got to keep your eyes on them. They also require a special bond with the conductor, if only because they sit so close (okay, they also happen to carry the lead melody or first voice). First and second violinists are a breed apart from the viola. Viola players tend to be a little more modest. Or the percussionist. Who calmly plods along to the rhythm of his timpani drum. Sure he knows the piece, but… you’ve either got it or you haven’t, guys. And if you’ve got it, you set the pace - a left turn here and you deftly switch to 8 beats per bar, a right, to 15. No Problemos, bring on the Shostakovich.

Then there are the cellists and those who play the double bass. They might not stand out from the rest of the orchestra, but boy, do you feel them. Even if they’re not exactly Yo-Yo Ma. The big string instruments, the undercurrent that firmly underpins everything else with their beautiful, resonant sound. Horn players - again, another breed entirely. They play with their lips puckered against copper, silver, gold or wood, and are thus closer to their instruments. You certainly won’t find the violinist with his bow clenched between his teeth, the conductor merrily sucking his thumb, or the percussionist with his drumsticks slung casually behind his ears. Which would be pretty impressive, by the way. But those horn players, they’re a different kettle of copper.

It’s strange really. When people think of a piece of music, they automatically think of the first violin. Me too. That is until you start to notice the little trumpet doing its thing. I don’t mean the official trumpet in the brass section, but rather another, more ordinary little trumpet. The one who hasn’t yet learned each piece by heart, is occasionally a little out of synch, perhaps looking at the wrong score completely, or worse still, scanning the hall once too often to check if so-and-so has arrived. Oops, sorry conductor, I just didn’t see you. It happens, you know. The little trumpet may have prepared, but not excessively. And that’s a good thing. To trust in your own ability, even if you haven’t the faintest idea how things will turn out. That sounds like courage, and I suppose it is. At least, courage accounts for fifty percent it. The rest is comprised of: I’ll-just-wait-and-see (10%), I-hope-that-the-others-have-rehearsed (10%) and...and then there’s that other 30%. Which is where the Trust comes in. Trust is something that you simply cannot buy, borrow, mimic… whatever. Only build.
How?
In trumpet speak – by tooting like nobody’s business.

Thank you, Scottish Trumpet, for tooting this one into English.

zondag 21 juni 2015

Gewoon toeteren met die handel

De eerste violen moeten wel: alle noten een paar maten van te voren zien aankomen, sowieso het stuk uit hun hoofd kennen inclusief dat van de tweede violen, want hey, die moet je in de gaten houden. Hebben ook een speciale band met de dirigent, al was het alleen maar omdat ze dichtbij zitten (okay, en de hoofdmelodie of eerste stem voeren). De eerste violen, ook de tweede, zijn echt van een ander slag dan de altviolen. Die zijn nou eenmaal wat bescheidener. Of de slagwerker dan. Die sjokt rustig ritmisch naar zijn pauken. Tuurlijk kent hij het stuk, maar slagwerk jongens, dat kun je of dat kun je niet. En als je het kunt, dan beheers je alle ritmes, je slaat met links rustig 8 tellen in de maat en met rechts 15. No problemos, kom maar op met je Shostakovich.

Dan cellisten en de mannen en vrouwen met de contrabas. Die vallen in een heel orkest als figuur niet op, maar man, wat voel je ze. Ook als het niet Yo-Yo-Ma is die speelt. De grote strijkers, die zijn de onderstroom, met hun prachtige klankkasten, die met zo’n klein pinnetje in een plankje vaststaan.
De blazers. Is weer heel ander volk. Die staan misschien wel dichter bij hun instrument. Ze zitten ten slotte met hun mond aan het koper, zilver, hout of goud. Een violist heeft zijn strijkstok niet in zijn mond, de dirigent staat ook niet op zijn duim te zuigen en de paukenist steekt zijn stokken ook niet achter zijn oor. Zou wel cool zijn, trouwens. Blazers, die zijn anders.

Gek eigenlijk, dat als je aan een muziekstuk denkt, je aan de eerste violen denkt. Ik ook. Totdat je weet dat er in veel orkesten ook een trompetje mee zit te blazen. Ik bedoel niet de officiele trompettist in de blazerssectie, maar een gewoon trompetje. Die heeft niet alle stukken uit haar hoofd geleerd, valt weleens te laat in, wat nogal erg is, zit weleens met de verkeerde partituur, wat nog veel erger is en kijkt soms per ongeluk net te vaak de zaal in om te zien of die-en-die er al zijn. Oops dirigent sorry ik zag je even niet. Dat gebeurt allemaal. Het trompetje heeft zich echt wel voorbereid, maar ook weer niet extreem. En dat is goed. Vertrouwen op wat je nog gaan kunnen, ook al heb je niet de first idea over hoe het allemaal precies moet. Dat klinkt dapper, is het ook. Voor de helft. De andere helft bestaat uit Ik-Zie-Wel (10%), Hopen-dat-de-rest-het-wel-heeft-ingestudeerd (10%) en .... dan heb je nog een leeg vakje over van 30%. Daar moet dat Vertrouwen in. Dat kun je niet kopen, niet lenen, niet namaken, niet niks. Alleen krijgen.
Hoe?
Op z’n trompets gezegd: gewoon toeteren met die handel.

zondag 14 juni 2015

Saturday's Trumpet


I still can’t quite work out where it went wrong with Saturday. For as long as I can remember, we THINK that Saturday is a gloriously empty day, even though we KNOW better. It’s the psychological trap of the Saturday fantasist. Those who think: great, Friday evening, time to chill out with a nice little drink on the sofa, before waking up on Saturday to a lovely, clean house, neatly folded washing and an even cleaner dishwasher. Saturday fantasists are dreamers, who every Saturday are forced to rediscover that there are such things as away game football matches, that the football shirts from last week’s clash are still stuffed into a plastic bag, and that the washing machine doesn’t exactly lead a life of its own.

Saturday fantasists dream of all the jobs that they’ll finally clear, on those long Saturday afternoons, after they return from that sports field somewhere at the other end of the country. And they stoically visit the DIY shop to buy pallet wood for trendy garden furniture. How hard can it be, a few boards, a little bit of sawing, sanding, drilling and you’re done. Slightly less stoically they unpack everything at home only to find that the garage is still crammed with old paper and, oh yeah, the bike has a flat tire. Right, pop those planks in the shed for a moment and then crack on. But first, the shopping – being a Saturday fantasist is thirsty work. By 19:00h on a Saturday though, everyone else has already been to the supermarket – and got the fresh bread, while you have to resort to the bake off at home variety. Ah, never mind. Back home our Saturday fantasist is completely knackered from their overly hectic Saturday, collapses into a heap on the sofa and decides: I’ll tackle that neat little garden set tomorrow.

Poor fantasist. Because apparently, APPARENTLY, no one thought to tell the Saturday fantasist that it’s a psychological trap. The ‘weekday thinkers’ know this only too well. They also happen to know that Saturday contains less hours than an ordinary weekday. Which hardly anyone else does, by the way. Except for weekday thinkers who have a list of jobs that need to be completed before Saturday. They have plenty of time to enjoy a coffee and read the newspaper on Saturday. Three newspapers. And to play sports. All before 11: 00h.

But this still leaves Sunday. Which I declare to be a paradise day. So that both the Saturday fantasists and the weekday thinkers can recuperate. Because before you blink an eye, it's Saturday again. Phew, glad next Saturday is still a week from now.

EN version: team effort with Lesley Gunn